Yoshiro Mori, de voorzitter van het Internationaal Olympisch Committee kwam recent in opspraak vanwege het feit dat hij meende te moeten zeggen dat hij het lastig vindt om samen te werken met vrouwen, omdat ze zoveel praten. Misogynie? Ja? Waar? De wetenschap zegt: meten = weten.
“Als er meer vrouwelijke bestuurders komen, moeten we ervoor zorgen dat de spreektijd wordt beperkt. Ze hebben altijd moeite met afronden, wat irritant is”, aldus de 83-jarige Mori, voorheen premier van Japan. Hij noemde zijn opmerkingen later ongepast, maar voegde er meteen aan toe dat hij niet zou opstappen. Inmiddels is de druk op de IOC-voorzitter zo groot geworden dat hij waarschijnlijk het veld ruimt.
Kletskous of verbaal begaafd?
Berichten over verschillen tussen mannen en vrouwen verspreiden zich als ‘lopende vuurtjes’ over internet. Soms is dit best grappig, maar óf mensen pakken de teksten die hen welgevallig zijn óf er is sprake van een gruwelijke stereotypering. Zo zijn de woorden ‘kwebbelaar’, ‘roddelkont’ en ‘kletskous’ ooit vooral verzonnen voor vrouwen en vormen begrippen als ‘mondig’, ‘verbaal’ en ‘welbespraakt’ eerder etiketten die op mannen geplakt werden.
Het taaleiwit
Maar we werken zelf ook mee aan het in stand houden van die genderopvattingen. ‘Vrouwen willen altijd praten’ is vaak kritiek van mannen. ‘Hij zegt nooit iets’, hoor je dan weer van vrouwen. Maar tussen zwijgzaamheid en verbale diarree zit heel erg veel. En er er bestaat zoiets als het ‘taaleiwit’. Om te weten welke invloed deze Foxp2-proteïne heeft op de hoeveelheid woorden, onderzocht de Universiteit van Marylandmannelijke en vrouwelijke ratten. Ze namen de jonkies tijdelijk weg bij hun moeder en telden vervolgens het aantal kreetjes dat de mannelijke en vrouwelijke dieren produceerden. Zowel de mannetjes als de vrouwtjes riepen honderden keren per dag. Toch waren de mannetjes dubbel zo druk als de vrouwtjes. Met als gevolg dat zodra mama-rat en de kids weer werden samengebracht, zij eerst controleerde of haar ‘zoontjes’ wel OK waren en pas daarna haar ‘dochtertjes’. Veel en landurig geluid produceren als baby is dus evolutionair voordelig.
Rattenkinderen en mensenkinderen
De wetenschappers constateerden dat de mannelijke ratten dubbele zoveel Foxp2-proteïnes in hun hersenen hebben dan de vrouwelijke. Om zeker te zijn dat dit proteïne aan de basis ligt van de communicatieproductie, verhoogden ze het niveau bij de vrouwtjes en verlaagden ze het bij de mannetjes. En toen lieten opeens de vrouwelijke rattenkinderen het meeste van zich horen. Daarna kwamen de menselijke proefkonijnen. 10 kinderen tussen 3 en 5 jaar toonden duidelijk aan dat de situatie hier omgekeerd was. De meiden bleken 30% meer Foxp2-proteïnen in het taalgedeelte van hun hersenen te hebben dan de jongens. Eerdere studies toonden al aan dat meisjes hun eerste woordjes sneller spreken dan jongens. Daarnaast hebben ze ook een groter vocabulaire en een betere grammatica dan jongens van dezelfde leeftijd.
Praatpersonen
Omdat allerlei onderzoeken en onderzoekjes met verschillende uitkomsten en getallen kwamen, besloot een groep sociaal psychologen het eens grondig te uit te zoeken. De wetenschappers onder leiding van Prof. Matthias R. Mehl ontwikkelden een digitale stemrecorder die op vaste intervallen opnames maakt van proefpersonen, in dit geval dus ‘praatpersonen’. Na een paar dagen werd het aantal gesproken woorden opgeteld. En nee, vrouwen bleken niet veel meer meer te praten dan mannen. De onderzoekers berekenden dat vrouwen gemiddeld 16.215 woorden per dag gebruiken en mannen 15.669. Een verschil zo klein dat het niet statistisch significant is.
Stereotype ontkracht
Dan is er nog de studie van psycholoog Geoff Beattie,die in 2011 de media haalde. Deze psycholoog van de universiteit van Manchester vergeleek 56 studies naar communicatie van zowel mannen als vrouwen en ontdekte dat 24 daarvan bevestigen dat mannen per dag meer woorden gebruiken dan vrouwen. Slechts 2 studies toonden het tegendeel aan. Daarna deed Geoffrey Beattie zijn eigen onderzoek. Hij nam in totaal 50 willekeurige gesprekken op over diverse onderwerpen. Deelnemers kregen uitgeschreven scripts, waarbij steeds het 5e woord was weggelaten. 71% werd goed ingevuld door de vrouwen, tegenover 81% bij de mannen. Het raden van die woorden bleek bij de vrouwelijke gesprekken moeilijker, omdat zij hun woorden zorgvuldiger kiezen. “Het zijn vooral mannen die praten om het praten tijdens verplicht sociaal gekeuvel. Ze gebruiken overtollige terugkerende woorden die geen nieuwe informatie bevatten”, aldus Beattie. “Vrouwelijk geklets is niets meer dan een fabeltje.”
Hoe groter de groep, hoe …..
Volgens onderzoekers van de Northeastern University in Boston hangt alles af van de context. In een kleine groep kiezen vrouwen er sneller voor samen te werken waardoor ze meer praten. Het team onder leiding van professor David Lazer publiceerden hun bevindingen in het vakblad Scientific Reports. 2 groepen mannen en vrouwen werden 12 uur gevolgd in verschillende sociale situaties. Eerst werd een groep universiteitsstudenten gevraagd een individueel project af te werken, waarover ze 12 uur met elkaar mochten praten. Een tweede groep, werknemers van een callcenter, werd 12 dagen lang gevolgd tijdens hun lunchpauze. Vastgesteld werd dat vrouwen in de 2e situatie nauwelijks spraakzamer waren dan mannen, zowel tijdens korte als lange gesprekken.
Aangeleerd of aangeboren?
Bij de academici, waar de conversaties vooral betrekking hadden op de taak, gingen vrouwen veel vaker lange gesprekken aan dan mannen. Bij korte gesprekken was dit al in mindere mate het geval. Maar dit blijkt uitsluitend in kleine groepen te gelden. Zodra er 6 of meer mensen bij elkaar zijn, voeren mannen sowieso het hoogste woord. Uiteindelijk hangt het dus van de taak en de hoeveelheid mensen af wie er meer woorden gebruiken. En van het eerdergenoemde taalproteïne. Dan is het dus ‘nurture en nature’, met andere woorden: aangeleerd én aangeboren. En wat betreft die wedstrijd: laten we het houden op verbaal gelijkspel.
Beeld: Pixy.org