In 1792 publiceerde de Engelse feministe Mary Wollstonecraft (1759-1851) het boek A Vindication of the Rights of Women. Daarin gaf zij een politiek-filosofische onderbouwing van de gelijkberechtiging van vrouwen.

Vlak daarna werd haar boek door de filosoof Thomas Taylor geparodieerd onder de titel A Vindication on the Rights of Brutes, waarbij aangegeven dat hij met brutes dieren bedoelde. Deze man ironiseerde het idee door te beweren dat als je vrouwen rechten geeft, je die net zo goed aan dieren zou kunnen geven. Beide zijn even bespottelijk, zo luidde zijn boodschap, omdat noch vrouwen, noch dieren wezens zijn die zijn begiftigd met de rede.

Suffragettes tegen vivisectie

Ook tijdens de debatten over vrouwenkiesrecht in het Britse Lagerhuis, zo’n eeuw geleden, werd het idee van vrouwenkiesrecht nog belachelijk gemaakt door vragen te stellen over wat de vervolgstappen zouden zijn: zouden er dan mensen in actie komen voor rechten voor koeien, paarden en geiten? Vrouwen werden geassocieerd met natuur en dierlijkheid, mannen met cultuur en redelijkheid. Hoewel ‘de eerste golf feminisme’ meestal direct wordt geassocieerd met de strijd voor het vrouwenkiesrecht (suffragettes) was het toen reeds breder georiënteerd. Een andere vorm van onderdrukking waartegen feministen zich fel verzetten was vivisectie: het gebruik van levende have voor dierproeven ten behoeve van medisch-wetenschappelijk onderzoek. Veel feministen waren toen ook reeds vegetariër, bijvoorbeeld Frances Willard en Mary Edwards Walker.

Vrouwen en dieren ondergeschikt aan mannen

De relatie tussen vrouwen en dieren is dus tweeledig. Ze werden met elkaar vergeleken en vrouwen hebben zich ingezet voor het onderdrukte lot van dieren. Zo beschrijft Marianne Thieme (oprichter van de Partij voor de Dieren) in haar boek ‘Groeiend Verzet’. In de jaren ’70 en ’80 kwam er veel aandacht voor het milieu en voor het gebruik van energiebronnen. Toen ontstonden ook de diverse milieubewegingen. Dat was in dezelfde periode dat de ’tweede golf feminisme’ over de westerse wereld rolde. De mengvorm is het ecofeminisme. Die stroming gaat er vanuit dat vrouwen en de natuur, inclusief dieren, op een vergelijkbare manier binnen het patriarchaat worden onderdrukt. De masculiene rede versus de feminiene emotie, waarbij aan het eerste meer belang werd toegekend dan aan het laatste. Dat is wat vrouwen en dieren ondergeschikt maakte aan mannen.

God de vader en Moeder Natuur

Het feit dat er gesproken werd (en wordt) in witte, christelijke kringen van ‘God de Vader’ en ‘Moeder Natuur’ geeft het verschil al aan. Françoise d’Eaubonne, schrijfster en activiste in naoorlogs Frankrijk, formuleerde in 1974 het woord ecofeminisme voor het eerst formeel. In haar boek ‘Le féminisme où la mort’, beschrijft zij hoe het patriarchaat een giftige invloed heeft op de bevolkingsgroei en de vervuiling van de natuur. Zij benadrukt dat vrouwen een veel dieper besef ván en connectie mét hun omgeving hebben. Ecofeminisme, tegenwoordig meer aangeduid als intersectioneel feminisme, pleit voor een brede emancipatie: van mensen die niet blank zijn, van mensen uit lagere regionen van de klassenmaatschappij, van mensen met een andere religie of levensovertuiging, van LHBTQ-plussers, van mensen met een beperking en last not but least: van fauna en flora. Grof gezegd: tot aan de jaren ’50 van de vorige eeuw stond alles op aarde ten dienste van (met name) de witte mannen. Vrouwen, kleurlingen, dieren, het milieu. Vrouwen om seks mee te hebben en zich voort te planten, mensen met meer pigment voor de ondergeschikte taken in de maatschappij, homo’s, lesbiennes en transpersonen konden beter ondergronds gaan, gehandicapten werden verstopt in tehuizen in dichte bossen, zo ver mogelijk van de ‘bewoonde wereld vandaan’, dieren waren om op te jagen en om op te eten en het milieu was er om leeg geroofd te worden. Er waren immers kolen, olie en gas nodig om de schoorsteen letterlijk rokend te houden. En goud en diamanten maken je rijk.

Zonder emoties is denken krachteloos

Mannen willen de de aarde overmeesteren en leegroven, vrouwen willen voor de aarde zorgen en haar beschermen. Laat me vooral benadrukken: er zijn masculiene vrouwen en feminiene mannen. Het valt niet zuiver uiteen in termen van Mars en Venus. Wel denk ik dat als er een betere balans was geweest tussen het mannelijke en het vrouwelijke, dat de wereld er dan een stukje beter bij had gelegen. De Amerikaanse hoogleraar rechtsfilosofie en ethiek Martha Nussbaum zegt het heel treffend: “Zonder emoties is ons denken krachteloos.” Deze filosofe, actviste en feministe maakte naam en faam door samen met nobelprijswinnaar Amartya Sen de theorie van de capability approach te ontwikkelen. De westerse traditie van het sociaal contract richt zich op de ‘doorsnee’ burger van de ontwikkelde democratische landen, waarbij achtergestelde groepen minder sociale rechten hebben en zijn aangewezen op mededogen en welwillendheid. Daardoor vallen gehandicapten, armen en dieren buiten de boot.

Het dier als object

Haar laatste boek van Martha Nussbaum heet ‘Gerechtigheid voor dieren’. Ze schrijft daarin dat momenteel overal ter wereld de dieren in gevaar zijn. Of het nu gaat over de gruwelijke mishandeling in de vleesindustrie, de jacht, de vernietiging van de natuurlijke omgeving of de verwaarlozing van huisdieren: de positie van dieren vraagt dringend om een wereldwijd ethisch reveil, om een bewustzijnsverandering van internationale proporties. Van dolfijnen tot kraaien, van olifanten tot octopussen, Nussbaum beziet de levens van dieren met verwondering, ontzag en compassie, en geeft antwoord op de vraag hoe wij een klimaat kunnen scheppen waarin de mens het dier als een evenwaardig wezen beschouwt, niet als een handelsobject of een gebruiksvoorwerp. Het is een vurig pleidooi voor verandering, waarin Martha Nussbaum tevens laat zien hoe politiek en wetgeving onze ethische verantwoordelijkheid ten opzichte van dieren kunnen waarmaken: de mensheid heeft de collectieve plicht dierenleed te onderkennen en op te lossen.

Dehumaniseren

Feminsitsch denker Carol J. Adams publiceerde in 1990 ‘The Sexual Politics of Meat’. Wie feminist is, moet ook veganist zijn, stelt zij en vice versa. Beide stromingen gaan volgens Adams over hetzelfde: gelijkwaardigheid. Ook zij vindt (net als veel van de feministische voorhoede) dat je niet tegen de onderdrukking van vrouwen kunt zijn en de onderdrukking van dieren kunt negeren. Net als dieren worden vrouwen veelvuldig geobjectiveerd, stelt Adams. Ze worden dan voornamelijk gezien als lichaam (vlees), niet als denkend persoon. Het neigt naar filosofe Hannah Arendt die benadrukte dat de holocaust kon plaatsvinden doordat de nazi’s de joden en andere vijanden van hun regime totaal dehumaniseerden. En doordat ieder slechts een deel van het vuile werk deed. Hetzelfde gebeurde eeuwen eerder met de slaven. Ook zij werden ontmenselijkt en als kippen in een legbatterij op elkaar gepropt. Met een minimum aan water en voedsel. Er werd gewoon ingecalculeerd dat 20% van ‘de lading in het ruim’ dood zou arriveren op de Antillen of waar dan ook.

Leed op een inlegkruisje

Met dieren wordt hetzelfde gedaan. Dat is in de bio-industrie nog vernuftiger dan vroeger. Dieren worden eveneens ontzield in de gedachten van mensen: zowel levend als op het bord. Zoals een slachter het dier doodt, een slager (beenhouwer) het dier een kleinere stukken hakt, een volgende in nog kleinere porties en een laatste het stukje dier op een inlegkruisje in een bakje met plasticfolie verpakt is elk slechts verantwoordelijk voor een deel van het gruwelijke proces. En de consument koopt het, omdat het er niet meer uitziet als een dier, laat staan dat het eruit ziet als dood. Adams noemt dat verschijnsel de ‘absent referent’. Het is een belangrijke term in haar werk. Bij het eten van dieren (de ultieme onderdrukking) zie je dit verschijnsel steeds terugkomen.

Vrouwen, porno en slachthuizen

In ‘The Pornography of Meat’ (2004) neemt Carol J. Adams zowel reclame voor vlees als reclames met vrouwenlichamen onder de loep en toont ze de frappante gelijkenissen aan. Het verband tussen de consumptiemaatschappij (waaronder ook de consumptie van dieren en hun producten) en de objectivering van vrouwen wordt opvallend duidelijk. Voorts onderzoekt de auteur de vraag waarom pornografie een fascinatie heeft met de jacht en met slachthuizen, waarom vrouwelijke lichaamsdelen gebruikt worden voor advertenties van borsten, benen en dijen van kippen en kalkoenen, waarom dieren gepresenteerd worden in verleidelijke poses en sexy kledij, waarom vooral vrouwen van kleur in porno als onverzadigbaar en als dieren worden afgebeeld (kledij met dierenprint) en hoe reclame voor vlees gebruik maakt van beelden uit de seksindustrie.

De eetbare vrouw

Ook in sommige romans gaat feministisch ontwaken hand in hand met vegetariër worden, zoals in ‘De eetbare vrouw’ van Margaret Atwood. In haar eerste roman, verkent de inmiddels wereldvermaarde auteur de mogelijkheden die weggelegd zijn voor vrouwen in een kapitalistische maatschappij. Marian MacAlpin komt in een crisis terecht, net wanneer zij door haar huwelijk op het punt staat een respectabel lid van de maatschappij te worden. De eetbare vrouw, slachtoffer van de consumptiemaatschappij, weigert vlees te eten en probeert ook op andere manieren een alternatieve identiteit te ontdekken. Haar pogingen zijn tot mislukken gedoemd, maar ze heeft tenminste inzicht in haar situatie gekregen. Op de laatste bladzijden van deze satire bakt en verorbert MacAlpin met smaak een cake in de vorm van een vrouwenfiguur.

Vrouwen ‘bloot’, water uit de sloot

Volgens de oudere garde is het nogal veel van het goede bij de (wat zij noemen) ‘wokies’. Verschillen tussen mannen en vrouwen zijn minder zichtbaar en ook minder merkbaar in de recente opvattingen. Dat stuit uiteraard op giftig masculien en agressief verzet. Mensen die hun hakken in het zand zetten tegen zoveel ‘gendergekte’ en die de klimaatcrisis wegwuiven. Of die vrouwen gotbetert de schuld geven van de ecoproblemen. Het laatste staaltje misogynie komt uit Iran. Een vooraanstaand ‘geestelijke’ daar noemt alle vrouwen die zich blootshoofds op straat wagen ‘vijanden’ en legt een verband met een echte vijand van Iran: watergebrek. Dat het zo weinig regent is de schuld van vrouwen zonder hoofddoek.

Klimaatmeiden

De hoop komt van de meiden van Gen Z. Dankzij de nieuwe (sociale) media is hun bereik groter en sneller dan ooit. Het bekendste klimaatmeisje is uiteraard Greta Thunberg. Maar zij is niet alleen. De 20-jarige Mexicaans-Chileense activiste Xiye Bastida is een van de hoofdorganisators van de zogenaamde ‘Fridays for Future New York City’ en komt op voor de zichtbaarheid van ‘native’ amerikaanse bevolkingsgroepen en andere immigranten binnen het te voeren klimaatbeleid. En dan Autumn Peltier. Deze 18-jarige ‘native’ Canadese is de Anishinabek Nation Chief Water Commissioner. Dat houdt in dat ze leider is van een belangengroep van 40 First Nations in Ontario, de dominante inheemse bevolkingsgroep van Canada. Die rol nam ze over van haar gestorven oudtante Josephine Mandamin. Ze sprak de VN reeds toe over de bewustwording van de waterrechten van inheemse volkeren in haar land. En dan is er 15-jarige Mari Copeny uit Michigan die al vanaf haar 8ste op de barricaden staat. Toen de Flint Water Crisis uitbrak, besloot ze haar gemeenschap te helpen en te vechten voor waterrechten. Sindsdien heeft ze haar werkgebied uitgebreid naar rest van de VS om mensen te helpen die, net als zij, te maken hebben met vergiftigd water. Het is hun toekomst, hun leven. Jonge meiden die weten dat ecosystemen en dieren beschermd moeten worden, opdat er straks voor iedereen nog te leven is op deze planeet.